Nieuws
Natte en voedselarme grond is zeldzaam. In het dal van de Kleine Dommel vinden we dit unieke natuurtype. Maar het is hard werken om dit stukje met haar hoge biodiversiteit te behouden, vertellen hydroloog Daniël Coenen en boswachter Geoffrey de Rooij.
Het is zo’n beek waar je, al fietsend of wandelend, een bordje van ziet op een brug. De Kleine Dommel. Schijnbaar onbeduidend, maar toch heel belangrijk voor het Natura 2000-gebied dat ernaast ligt: Strabrechtse Heide en Beuven. Rondom de Kleine Dommel zetten Staatsbosbeheer en het Waterschap De Dommel zich in voor toekomstbestendige natuur. Niet altijd makkelijk, zo blijkt uit een bezoek aan het gebied.
Grootste opgave? Hydroloog Daniël Coenen legt uit: “Droge en voedselrijke natuur hebben we in Brabant genoeg. Natte en voedselarme grond is zeldzaam. Die natuur vinden we hier, in het dal van de Kleine Dommel. Althans, dat beogen we.” Zijn collega, boswachter ecologie Geoffrey de Rooij, vult aan: “We willen hier toe naar vochtige schrale hooilanden. Een uniek natuurtype, met een hoge biodiversiteit. Wat je hier ziet aan planten en insecten, is fantastisch. Voor Brabant is het heel belangrijk dat dit natuurtype in stand gehouden wordt.”
Wat is dan het probleem? Staand op de dijk, wijst Daniël naar de huizen die erachter liggen. “Waar we nu staan, is een stuk waterbergingsgebied. Bij veel regen en te hoge waterstanden, zorgt dit gebied ervoor dat dorpen als Geldrop droge voeten houden. Maar het water dat hier naartoe stroomt, zet voedselrijk slib af. Zó voedselrijk, dat we de grond hier niet meer schraal krijgen.” Ook zorgt het voor ruige vegetatie, waarin zeldzame soorten van bloemrijke hooilanden geen kans krijgen. “We hebben hier een paar jaar geleden de voedselrijke toplaag weggehaald,” vertelt Geoffrey. “Maar met deze slibafzetting zouden we dat elk jaar wel kunnen doen. Behoorlijk prijzig. En eigenlijk weggegooid geld, omdat bij een volgende overstroming dezelfde hoeveelheid voedselrijk slib weer wordt aangevoerd.”
Wat is dan de oplossing? “We moeten meer werk maken van waterkwaliteit,” zegt Daniël. “En iets doen aan het systeem bovenstrooms,” vult Geoffrey aan. Stroomopwaarts in het gebied is de bodem- en waterkwaliteit er slecht aan toe. “Er wordt teveel bemest en die meststoffen vloeien door de slechte bodemstructuur makkelijk weg. Het wordt meegevoerd door het water en komt uiteindelijk hier terecht. Eigenlijk dweilen met de kraan open.” Hoe doe je dat? Beide heren noemen een paar zaken op: de bodemstructuur verbeteren door meer vanggewassen, meer akkerranden aanleggen en minder tot niet meer bemesten door kringlooplandbouw toe te passen.
Is dat haalbaar? “Als ik zie hoe de natuur zich hier kan ontwikkelen naarmate er minder voedsel en schoner water aanwezig is,” zegt Geoffrey, “is dat voor mij geen vraagteken meer. Natuurlijk kunnen we hier de boel laten verruigen. Als we niks doen, staat het over een paar jaar vol met pitrus, riet en wilg. En sommigen zullen zeggen: ook dat is natuur. Maar niet voor mij. En ik hoop ook niet voor de Brabander. Juist die unieke schrale natuur, met haar prachtige afwisseling in planten, insecten en vlinders, is zo belangrijk om in stand te houden.” Daniël knikt. “We moeten daar zuinig op zijn. Als we samenwerken, is een verbeterde bodem en waterkwaliteit haalbaar. Zeker voor toekomstige generaties is dat wat mij betreft het strijden waard.”