Over Pan
Sterkselsch kanaal
De slagader van Pan is het Sterkselsch kanaal, tussen Weert en Sterksel. Dit zes kilometer lange kanaal werd begin 20e eeuw met de hand gegraven en had als doel overtollig water af te voeren. Onder de werklieden bevonden zich Belgische oorlogsvluchtelingen, die tijdens de eerste wereldoorlog in Sterksel waren ondergebracht.
Landgoed familie Philips
Het relatief oude deel van het bos dateert ook uit het begin van de 20e eeuw. De familie Philips legde hier eind jaren twintig een landgoed aan. Ze plantten eikenlanen langs het Sterkselsch kanaal en op het landgoed kwamen exotische, uitheemse boomsoorten, zoals hemlockspar, thuja en mammoetboom (Giant sequoia). Deze boomsoorten uit de Verenigde Staten werden geplant voor de sier en als statussymbool. Helaas is de laatste mamoetboom omgewaaid tijdens een storm in 2017.
Waterhuishouding en bosomvorming
Staatsbosbeheer, sinds 1966 eigenaar van Pan, heeft samen met Waterschap De Dommel gewerkt aan verbetering van de waterhuishouding in het gebied om verdroging tegen te gaan. De naam Pan stamt niet voor niets af van het Kempische 'Panne' (opgetekend in 1516), dat duidt op een komvormige laagte in het zuiden. Voorheen werd door het Sterkselsch kanaal te veel water afgevoerd. Door het waterpeil onder meer in het kanaal (2004) te verhogen en sloten en greppels te dichten wordt meer mineraalrijk kwelwater vast gehouden. Hierdoor krijgen zeldzame planten zoals gevlekte orchis en klokjesgentiaan de kans zich uit te breiden. Een deel van het rond 1930 aangeplante naaldbos kreeg door het verhoogde waterpeil te natte voeten en is daardoor (in 2017) omgevormd naar van nature voorkomend elzenbroekbos.
Elzenbroekbos
Door het bos stroomt de beek Sterkselsche Aa. Op de natste plekken in het beekdal vind je berkenbroek en elzenbroekbos. Deze bossen bestaan uit elzen, berken en wilgen, die bijna het gehele jaar in het water staan. In dit weelderige moerasbos, vind je lianen van wilde kamperfoelie. Het vochtige gebied is een paradijs voor allerlei insecten zoals de kleine ijsvogelvlinder en vermiljoenkever. Wilde kamperfoelie is de waardplant van de rups van de kleine ijsvogelvlinder.
Hoogveenbos
Het oorspronkelijke hoogveenbos met zwarte els en ondergroei van moerasbosplanten heeft door het omvormen van een gedeelte van het aangeplante naaldbos, weer de ruimte gekregen. Bijzondere dieren die afhankelijk zijn van deze zeldzame natuur, profiteren hiervan. Het gaat om zeer kwetsbare soorten zoals de kleine ijsvogelvlinder, heikikker, goudvink en het bont dikkopje. Ook allerlei bijzondere varens zoals dubbelloof en struiken als wilde gagel zijn te beleven in de Pan.
Bont dikkopje en kleine ijsvogelvlinder
In het beekdal van de Sterkselsche Aa kun je zowel het zeldzame bont dikkopje tegen komen, als de kleine ijsvogelvlinder. Beide vlinders zijn afhankelijk van vochtige elzenbroekbossen met open plekken en/of beken, grenzend aan bossen en/of houtwallen. Zo hebben ze een zonnig, maar beschut leefgebied. In De Pan komt inmiddels een stabiele populatie van de kleine ijsvogelvlinder voor. Een soort die zich de laatste jaren enigszins weet uit te breiden. Het bont dikkopje is kwetsbaarder, maar houdt zich ook staande in de Pan.
Vermiljoenkever
In de omgeving van het Sterkselsch kanaal, is in stervende eiken door de boswachter rond 2016 vermiljoenkever gevonden. Deze rode kever, die in rottend hout leeft, werd in 2012 als nieuwe soort voor Nederland ontdekt. Sinds die tijd heeft deze zich vrij snel uitgebreid. De vermiljoenkever komt voor in vochtige bossen in de provincies Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. De Pan is door de natte omstandigheden en wat oudere bomen, dus uitermate geschikt voor deze beschermde soort. Ook in de Pan breidt deze zich steeds verder uit.
Kudde Kempische heideschapen
Op en rond de heide, graast in het voorjaar en in de zomer een kudde Kempische heideschapen. Dit geharde schapenras is zeer kenmerkend voor de streek. In lente en zomer eten ze van de pijpenstrootje pollen en struikheide, waardoor de heide zich kan blijven verjongen en ontwikkelen. Honden dienen te worden aangelijnd, ter bescherming van de kudde.
