Nieuws
Met het toenemend aantal wolven in Nederland, krijgen ook steeds meer grazers in natuurgebieden met ze te maken. Voor schapen en jonge runderen en paarden die in natuurgebieden grazen, vormt de wolf een gevaar. Hoe gaat Staatsbosbeheer hiermee om? “We zien in de meeste gevallen dat sociale kuddes van runderen en paarden beter leren zich tegen de wolf te beschermen”, zegt Staatsbosbeheer-ecoloog Meta Rijks. “Maar dat kost tijd en die tijd willen we ze geven.”
Grazers in de natuur zijn nodig, omdat het uitstekende natuurbeheerders zijn. Door hun aanwezigheid kunnen we bijzondere landschappen in stand houden. Met hun gegraas zorgen ze voor veel meer variatie in het landschap dan we met maaien kunnen bereiken. Lees er hier meer over.
Voor de runderen en paarden geldt een andere situatie. Deze grazers zijn 24 uur per dag in een natuurgebied. Ze gaan niet ’s nachts naar een stal en hebben geen herder. Meta maakt onderscheid tussen verschillende typen kuddes. “Er zijn kuddes die vele jaren in een natuurgebied leven. Zij kennen elkaar lang en hebben familiebanden. Dit noemen we sociale kuddes. Ze zijn op elkaar ingespeeld en helpen elkaar bij aanvallen van een wolf. De andere kuddes zijn tijdelijke kuddes, die bijvoorbeeld enkele maanden in een natuurgebied grazen. In samenwerking met boeren laten we bijvoorbeeld jonge koeien in onze gebieden grazen, omdat zij nog geen melk geven. Maar volgend jaar is dat weer een andere groep. Omdat die groep varieert, ontwikkelen ze nauwelijks of geen sociale banden. Voor deze groep ontkom je niet aan het plaatsen van wolfwerende, al dan niet tijdelijke, rasters.”
Van sociale kuddes weten we uit ervaringen in andere landen, dat zij in staat zijn om te leren zich samen te beschermen tegen wolven. “Hoe ze dat doen verschilt per soort terrein. In het ene terrein is wegvluchten de beste optie, terwijl het in het andere terreinen beter werkt om als kudde dicht bij elkaar te blijven met de jongen in het midden. Ze leren hoe samen te werken om zich te verdedigen. Dat zien we ook in Nederland al gebeuren. De Universiteit Groningen doet momenteel onderzoek hiernaar, dus wij leren ook steeds meer. Zo zien we bijvoorbeeld dat pasgeboren kalfjes eerder worden meegenomen naar de kudde. Koeien bevallen in afzondering waarna het kalf tijdelijk in het hoge gras uit het zicht ligt. Vroeger liet de koe het kalf daar zo’n vier of vijf dagen liggen voordat ze het meenam naar de kudde, nu zien we dat ze dat na een of twee dagen al doet.”
Hopelijk krijgen deze dieren de tijd zich aan te passen
Hoewel sociale kuddes zich beter verdedigen tegen de wolf, hebben ze dat niet in een keer onder de knie. “Het kost tijd om dat te leren. Het lerend vermogen van de een is ook groter dan dat van de ander. En de situatie verandert nog. Waar een kudde zich eerst moet leren verdedigen tegen een enkele wolf of een wolvenpaar, kunnen ze het jaar erop met een roedel te maken hebben. Dan moeten ze opnieuw leren hoe daarmee om te gaan. Honderd procent zekerheid dat er geen veulens of kalveren verdwijnen gaan sociale kuddes niet geven”, zegt Meta. “Dat kan ook niet. Er is altijd sterfte onder jonge dieren. Bijvoorbeeld door ziekte of pech. Dat gaat niet veranderen en dat hoort er ook bij.” In specifieke situaties krijgen de dieren, zelfs na een aantal jaar, het niet voor elkaar om zichzelf te verdedigen. Dan grijpen wij in en gaan we bijvoorbeeld kijken naar een ander ras dieren of naar een ander type kudde. Maar ook hierin zijn we als terreinbeheerder nog aan het leren wanneer het juiste moment is om in te grijpen. Je wil namelijk ook niet te vroeg ingrijpen en zo het leerproces van de kudde verstoren.”