Nieuws
Sinds de afsluiting van het Grevelingenmeer in 1971 wordt de vegetatie van de Slikken van Flakkee zorgvuldig in kaart gebracht. Aanvankelijk gebeurde dit door Rijkswaterstaat en het Delta Instituut. Sinds 2000 ligt de verantwoordelijkheid bij bioloog en oud-Staatsbosbeheerder Anton van Haperen. Hij volgt samen met collega-vrijwilligers de ontwikkelingen in het gebied. In totaal worden 65 meetvakken onderzocht, variërend in grootte van 4x4 tot 7x7 meter. Per vak wordt systematisch geregistreerd welke plantensoorten er voorkomen.
Dit langdurige onderzoek biedt waardevolle inzichten in de veranderingen in de flora, onder meer door natuurlijke processen en beheermaatregelen. Ook de langzame ontzilting van het gebied speelt een rol in de vegetatieontwikkeling.
In de loop der jaren heeft Anton het landschap sterk zien veranderen. Waar eerst kale slikplaten lagen met ingezaaid Engels raaigras, groeien nu struiken als kruipwilg, duindoorn, grauwe wilg en boswilg. Sommige meetvakken zijn door natuurlijke successie volledig overwoekerd en niet meer bereikbaar. Twee ‘plotjes’ zijn zelfs kwijtgeraakt. Andere vakken kenden ooit soorten als parnassia en geelhartje, typische duinvalleiplanten, maar verdwenen toen het grasland dichter werd. Per vak kan het beheer verschillen. Sommige worden eens in de paar jaar gemaaid of begraasd, andere worden volledig met rust gelaten. De meetvakken in het bosreservaat van de Slikken van Flakkee Noord geven een beeld wat er gebeurt in een bos als je hier niets aan doet. Erg bijzonder voor het drukbezette Zuid-Holland. De variaties in beheer maken het mogelijk om de invloed van de beheervormen op de vegetatie nauwkeurig te bestuderen.
Een van de oudste meetvakken is ‘plotje 9’. Het vak meet 7 bij 7 meter en is inmiddels uitgegroeid tot het meest soortenrijke en vegetatieve vak van allemaal. Het verzamelen van gegevens gebeurt stap voor stap. Eerst noteren we alle grassen en plantensoorten die we tegenkomen. Vervolgens vraagt Anton ons gericht te zoeken naar soorten die vorig jaar wél in dit vak voorkwamen, maar die we nu nog niet hebben gezien. Tot slot registreren we aanvullende gegevens zoals de bedekkingsgraad, de hoeveelheid van elke soort, de vegetatiehoogte, de aanwezigheid van een moslaag en eventueel dood plantmateriaal.
De genoteerde soorten uit plot 9: echt duizendguldenkruid, strandduizendguldenkruid, tandjesgras, vertakte en kleine leeuwentand, stijve en rode ogentroost, smalle rolklaver, geelhartje, grote ratelaar, zilverschoon, kruipwilg en grauwe wilg, smalle, grote en hertshoorn weegbree, witte-, rode- en aardbeiklaver, zeegroene en zilte zegge, dwergzegge, fioringras, zilte rus en zomprus, watermunt, berk, scherpe boterbloem, witbol, straatgras, engels raaigras, brunel, dwergbloem, riet en duinriet, kattendoorn, moeraswespenorchis, veldzuring, rood zwenkgras, haak- en puntmos.
Wij zijn enorm trots op de vrijwilligers die deze vegetatiekarteringen belangeloos uitvoeren. Het onderzoek op de Slikken van Flakkee is een van de langstlopende in Nederland. Het levert waardevolle inzichten op in de ontwikkeling en successie van onze natuurgebieden. De natuurgebieden rondom en de zandplaten in het Grevelingenmeer vormen een essentieel leefgebied voor talloze soorten. Nederland is binnen Europa een van de belangrijkste landen voor vochtige duinvalleien, met name in de duingebieden van Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Holland. Deze voedselrijke bodems zijn van groot belang voor de biodiversiteit. Deze unieke natuur moeten we blijven koesteren!