Natuurgebied

Grebbelinie

Overweldigend groen, tientallen vlinders, liniedijken en bunkers. Op de Grebbelinie gaan cultuur en natuur hand in hand.

Over de Grebbelinie

Het oude verdedigingswerk de Grebbelinie is met zijn lange dijken een goede ecologische verbindingszone. Vlinders, vogels en kleine zoogdieren kunnen zich in de beschutting van de dijken van het ene leefgebied naar het andere verplaatsen. De linie mag dan ooit decor zijn geweest van oorlogen, nu is ze een vreedzame 'lijn' waar ijsvogels, groene kikkers, puttertjes en fladderende vlinders zich thuis voelen. Sinds 2011 is de Grebbelinie een Rijksmonument.

Een wandelaar op het Werk aan de Daatselaar

Waterlinies

De Grebbelinie is één van de waterlinies die vanaf de 17e eeuw in Nederland werden aangelegd. Doel was om een goede linie te maken tussen Spakenburg en de Nederrijn bij Rhenen. Het principe van de waterlinie is inundatie: door een stelsel van dammen, dijken en sluisjes wordt het mogelijk een gebied onder water te zetten. Waar de vijand door de linie kon breken, bouwde men er verdedigingswerken zoals schansen en forten. Als de vijand dreigde, werden de sluizen opengezet en liep het land onder water. De linie is tot in de Tweede Wereldoorlog gebruikt. In 1951 werd de Grebbelinie opgeheven als verdedigingswerk en een jaar later werd zij omgedoopt tot natuurreservaat.

Voorpostenlijn

In de Middeleeuwen brak de Rijndijk tussen Wageningen en Rhenen regelmatig bij hoge waterstand in de rivier. Het water stroomde dan ongehinderd de Gelderse vallei in. Om de belangrijkste landbouwgronden bij Amerongen te beschermen, werd in 1652 de Slaperdijk aangelegd. Deze verbond de Utrechtse heuvelrug met de Emminkhuizerberg. In de voorpostenlijn werden enkele grote verdedigingswerken aangelegd, zoals het Fort aan de Buursteeg, het Werk aan de Daatselaar en het Werk aan de Engelaar. Deze Werken dienden om de stuwen, die nodig waren om het buitendijkse land onder water te zetten, te verdedigen. 

Hoofdliniedijk

De hoofdliniedijk van de Grebbelinie loopt van Veenendaal via Leusden en Amersfoort naar Bunschoten. Het plan voor de aanleg van de linie stamt al uit 1629. Men bouwde toen een fort in Woudenberg en een grote stuw, de Roode Haan, in Veenendaal. Deze stuw was nodig om het gebied tussen Rhenen en Veenendaal onder water te kunnen zetten. Om te voorkomen dat het water ongecontroleerd wegstroomde, werden dwarskaden aangelegd. Deze konden de soldaten verdedigen vanuit aarden fortificaties. Voorbeelden daarvan zijn de Lambalger keerkade, het Werk aan de Roffelaar en het Werk aan de Asschat.