Nieuws
Ongeveer een derde van Nederland bestaat uit zandlandschap. Veel van onze grootste bossen groeien er. En juist dat soort landschap is extra gevoelig voor droogte en te veel stikstof. Hoe gaat het met de beuken, eiken, lariksen en dennen in die bossen? “We maken ons wel zorgen”, zegt bosadviseur Martijn Boosten van Staatsbosbeheer.
De Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, de Drentse bossen op de Hondsrug: een kleine greep uit de bossen die op droog zandlandschap groeien. En dat landschap heeft twee grote problemen: droogte en stikstof. Doordat het door regenwater wordt gevoed, slaat de droogte snel toe als regen uitblijft. Vooral ook omdat het regenwater dat eerder viel, vaak direct is afgevoerd. Het tweede probleem is het teveel aan stikstofneerslag. Dit leidt onder meer tot verzuring van de bodem waardoor belangrijke voedingsstoffen als calcium en kalium verdwijnen. “Dat komt in dit soort grond harder aan, omdat die stoffen hier van nature al minder in de bodem zitten”, zegt Martijn. “Bomen kunnen dus minder vocht opnemen door droogte en dat vocht bevat minder voedingsstoffen door de verzuring.”
De eik heeft op veel meer plaatsen te kampen met een verminderde vitaliteit en sterfte. “Een eik kan beter tegen droogte dan de beuk. Maar de bodemverzuring als gevolg van stikstofbelasting met vaak daarnaast meerdere droge jaren leidt duidelijk tot vitaliteitsverlies.”
Met de den leek het lange tijd nog relatief goed te gaan, maar ook die krijgt steeds meer last van de droogte. “Als de den onderuitgaat hebben we echt een groot probleem, want circa dertig procent van de bomen in Nederlandse bossen is den. Bij droogte raakt de den verzwakt en wordt deze vatbaar voor ziektes, zoals de schimmel Sphaeropsis. In delen van Duitsland op droge groeiplaatsen, treedt al massale dennensterfte op als gevolg van deze schimmel. In Nederland is gelukkig nog geen sprake van aantasting op deze schaal, maar we zien de schimmel wel steeds meer opduiken, waarbij er soms ook grotere groepen bomen sterven. Bij veel naaldbomen zien we bovendien dat ze hun naalden uit eerdere jaren vaker loslaten als gevolg van droogte en stikstof. Veel naaldbossen zijn daarom ook niet meer zo donker als vroeger.”
We komen er steeds meer achter wat het belang is van het bosklimaat.
Staatsbosbeheer probeert voor gezondere bossen te zorgen met meer variatie in bomen. “Op droogte en stikstofbelasting hebben wij geen invloed. Maar we kunnen ons wel inzetten voor weerbaarder bossen. Dat doen we ook. Allemaal dezelfde bomen planten op een hectare, doen we al lang niet meer. We zorgen voor meer variatie in boomsoorten met ook bomen die beter tegen droogte kunnen. Denk hierbij aan tamme kastanje en ratelpopulier. Dit beschermt ook beter tegen plagen. Daarnaast houdt zandgrond beter water vast als er meer organische stof, zoals humus, in de bodem zit. Dan heeft de bodem meer een sponswerking. Dat bereik je door dode bomen en takken in het bos te laten liggen. Ook dat doen we in toenemende mate. Tot slot komen we er steeds meer achter wat het belang is van bosklimaat. Een bos is van nature koeler dan een open veld. Door het bosklimaat zoveel mogelijk in stand te houden kan ook het effect van extreme droogte worden gedempt. Daarom beperkten we de kap van bomen in veel gevallen tot uitkap of kap van kleine groepen, zodat het omringende bos nog steeds zorgt voor een bosklimaat.”
De uitdagingen voor onze bossen zijn groot, maar niet zonder perspectief. Met minder stikstofneerslag en door gericht bosbeheer kunnen we bossen weerbaarder maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het vraagt om geduld, keuzes op lange termijn en samenwerking met bijvoorbeeld onderzoekers. Dat is hard nodig om gezonde bossen vol leven te behouden.