Nieuws

Hoe natuur en waterveiligheid van rivieren samengaan

  • 18 juli 2025
  • Water
  • Leestijd 3 minuten

Met klimaatverandering en de daarbij behorende weersextremen, krijgen de Nederlandse rivieren vaker grote hoeveelheden water te verstouwen. Het voorkomen van overstromingen heeft uiteraard topprioriteit. Bossen in de uiterwaarden hebben invloed op de snelheid waarmee water door kan stromen, maar riviernatuur heeft ook veel voordelen. Hoe gaan die twee samen? Een gesprek met Staatsbosbeheer-ecoloog Gertjan Geerling en adviseur rivierkunde bij Rijkswaterstaat-Emiel Kater.

In de Millingerwaard hebben zowel de rivier als de natuur meer ruimte gekregen.

Rivieren zijn bron van leven

Nederland is een delta: een laaggelegen land met veel water. Grote Europese rivieren vinden via Nederland hun weg naar zee. De IJssel, Waal, Nederrijn en Lek (Rijntakken) worden gevoed met regen- en smeltwater van de Rijn vanuit de Zwitserse Alpen en voeren hun water af naar de Noordzee of het IJsselmeer. De Maas is een regenrivier, die via Frankrijk, België en ons land naar zee stroomt. Hogere temperaturen in Zwitserland en heftige regenbuien in Duitsland, Frankrijk en België hebben dus grote invloed op het waterpeil van de rivieren in Nederland.

Maar rivieren zijn zeker niet alleen een gevaar, ze zijn ook een bron van leven. “Sowieso voor vissen en daarvan afhankelijke vogels, het transporteert voedsel, bijvoorbeeld organisch stof, naar het IJsselmeer”, zegt Gertjan. “De natuur langs rivieren heeft een hoge biodiversiteit, op plekken die zowel met hoog als laag water te maken hebben. Bovendien zorgt natuur voor een gezonde stevige bodem die minder snel uitdroogt en erosie tegengaat, vooral van belang in de bovenlopen van rivieren. Zo gaat het stroomgebied als een spons werken en kan het ook in droge perioden langer water vasthouden en leveren. Niet onbelangrijk als je bedenkt dat zo’n veertig procent van ons drinkwater uit de rivieren komt.”

Beschermen tegen overstromingen heeft voorrang

“Allemaal waar”, reageert Emiel. “Maar iedere vierkante meter in Nederland heeft minimaal drie functies en dat geldt ook voor de rivieren. Want ook de scheepvaart is belangrijk voor ons land en rivieren zijn zeer geliefde recreatiegebieden. Het is daarom de kunst al die verschillende functies zo goed mogelijk met elkaar te verenigen. En daarbij is er één functie die voorrang heeft in de uiterwaarden: beschermen tegen overstromingen.”

Bomen en struiken kunnen de stroom vertragen op het moment dat je – bij een dreigende overstroming – juist wil dat het water zo snel mogelijk naar zee stroomt. Toch kan het vertragen van het water ook een manier zijn om overstromingen te voorkomen. “Klopt”, zeg Emiel. “Maar dan heb je het over het hele riviersysteem. Als je kan voorkomen dat het water minder snel uit de bergen komt, helpt dat om overstromingen tegen te gaan. In Nederland hebben we met het laatste deel van de rivieren te maken, dan helpt vertraging niet meer.”

Om die reden was het jarenlang het beleid om de uiterwaarden vrij van vegetatie te houden. Na de overstromingen in 1993 en 1995 is er met het programma Ruimte voor de rivieren grootschalig ingezet op onder meer de verbreding van uiterwaarden. Ook ontstond het inzicht dat in die bredere uiterwaarden zeker wel ruimte is voor natuur. “Als de rivier meer vrijheid krijgt, is dat ook geen probleem”, zegt Gertjan. “Dynamische riviernatuur kenmerkt zich door de afzetting van sediment waarop pioniersplanten groeien. Als de grond lang genoeg droog blijft ontstaan er verschillende stadia van vegetatie en wordt het uiteindelijk bos. Plekken die regelmatig onderwater staan, zijn ongunstig voor groei van vegetatie maar op plekken die droog blijven gaat de ontwikkeling door, wordt de vegetatie steeds dichter en vormt een belemmering van de doorstroming.”

“Op sommige plekken, waar dat kan, hebben rivieren weer iets van die bewegingsvrijheid teruggekregen. Maar dat is onvoldoende om die cyclus van ontstaan en afsterven in stand te houden.” Samen met Emiel en Bart Peters schreef hij in 2005 het boek Cyclisch beheer in uiterwaarden; een handleiding hoe met beheer dat natuurlijke proces van constante verjonging is na te bootsen. “Het probleem is helaas dat daar waar wel geld is voor herinrichtingsprocessen er lang niet altijd geld of geduld is voor het daarna benodigde beheer. Hoewel op veel plekken begrazing helpt de vegetatie kort te houden, is dat niet voldoende om het ontstaan van te veel bos te voorkomen.”

Vegetatielegger geeft aan waar natuur kan

Om de groei van teveel bos in de uiterwaarden tegen te gaan introduceerde Rijkswaterstaat ruim tien jaar geleden de vegetatielegger. Emiel: “Rijkswaterstaat heeft met modellen verschillende scenario’s doorgerekend. Bijvoorbeeld wat er gebeurt als er bij Lobith 16.000 kuub water per seconde ons land binnenkomt. Het hoogste dat is voorgekomen sinds we dat meten is iets meer dan 12.000 kuub per seconde. Zo weten we precies wat op iedere plek het effect is van de vegetatie op de stroming van de rivier bij extreem hoogwater. Op kaarten is vervolgens aangegeven wat waar mag groeien: grasland of kleinere of grotere groepen struiken en bomen. Sommige natuurbeheerders vinden dat we hier wat rigide in zijn. ‘Maken die paar bomen nu uit’, krijg ik dan te horen. En misschien inderdaad die paar bomen niet, maar het gaat om de optelsom van alles bij elkaar.”

Husselen is ook een oplossing. Emiel: “Met de beheerder kijken we dan hoe het wel kan. Als een stukje bos met een bijzondere natuurwaarde graag wordt behouden , is dat vaak te compenseren door op een ander stuk wat meer bos weg te halen. Zo wordt het maatwerk.”

De Gelderse Poort is een mooi voorbeeld waar natuur en waterveiligheid goed samengaan.

Waterveiligheid én natuur

Op die manier zijn de afgelopen decennia de uiterwaarden niet alleen breder geworden, maar is op verschillende plekken ook bijzondere natuur ontstaan. Het graven van nevengeulen is een voorbeeld waar zowel de waterveiligheid en de natuur sterker worden. “Deze geven water meer ruimte voor hoogwaters als dat nodig is en zijn tegelijkertijd een rustige plek voor vissen om te paaien en op te groeien”, zegt Gertjan. “De Millingerwaard is een mooi en groot voorbeeld daarvan. Tegelijkertijd draagt zo’n gebied bij aan het vasthouden van water bij droogte. Want groter overstromingsgevaar is slechts één gevolg van klimaatverandering; ook toenemende droogte is een groot probleem. Gelukkig hebben we inmiddels mooie voorbeelden – zoals Gelderse Poort - waar waterveiligheid en natuur goed samengaan. Maar dat zouden er wel wat meer mogen zijn en het zou wat sneller mogen gaan.”

Ook Emiel ziet dat we op de goede weg zijn samen op te trekken. “Bij herinrichtingsprojecten wordt steeds beter naar het hele gebied en al zijn functies gekeken. En ja, dat gaat traag want er zijn vele partijen betrokken. Maar alleen gezamenlijk lukt het voor oplossingen te kiezen die én de waterveiligheid én de natuur ten goede komen.”

Meer over dit onderwerp