Nieuws
Op dinsdag 20 september 2022 deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak over de ‘status’ van de dieren in het kerngebied van de Oostvaardersplassen. Wat betekent deze uitspraak voor het huidig beheer van het gebied en de omgang met de grote grazers? In de uitspraak staat dat de dieren in het kerngebied van de Oostvaardersplassen niet ‘gehouden’ worden, maar in het wild leven. Dat was ook al in eerdere rechtszaken bepaald. Concreet verandert er daarom niets in de huidige beheerpraktijk.
De heckrunderen, edelherten en konikpaarden houden met hun gegraas elk op hun eigen manier de Oostvaardersplassen open. Daar profiteren de talloze (moeras)vogelsoorten van. Ze zijn dus van grote waarde voor de natuur in de Oostvaarderplassen. Regelmatig was er (juridische) discussie over de ‘status’ van de dieren: of ze gehouden worden of in het wild leven. Deze kwestie is meerdere malen aan de rechter voorgelegd. Nu heeft een van de hoogste rechters in ons land bevestigd dat de dieren in het kerngebied in het wild leven.
Het beheer van de grote grazers is in 2018 aangepast. Sinds die tijd is het streven om de maximale aantallen grazers af te stemmen op de gewenste ontwikkeling van landschap en biodiversiteit. Dan is er –normaal gesproken – ook het hele jaar rond in het gebied voldoende voedsel beschikbaar. Dit betekent dat de aantallen dieren op peil worden gehouden door het verplaatsen van boventallige dieren naar andere gebieden, door afschot of ze naar het slachthuis te brengen.
Het uitgangspunt bij het beheer van de grote grazers is dat er geen dieren sterven door gebrek aan voedsel. Om te bepalen hoe het met de conditie van de dieren is, gebruiken we de Body Condition Score. Het beleid is dat we bij een gemiddelde BCS van 2 bij de runderen gaan bijvoeren. Er wordt met een gemiddelde score gewerkt omdat de scores van individuele dieren in de kuddes nogal kunnen verschillen in verband met geslacht en leeftijd. Met het verminderen van het aantal grote grazers in het Oostvaarderplassengebied zijn we op weg naar een situatie waarin de dieren jaarrond genoeg te eten hebben. Tot deze situatie is bereikt, voeren we bij aan de hand van de BCS. We doen dat met beleid, want vrij levende dieren zijn gewend zelf hun kostje bij elkaar te scharrelen. Ze lopen veel en leven in hechte kuddes, waar een sterke hiërarchie heerst.
Gedurende de week houden de kuddebeheerder en boswachters monitoringsrondes. Tijdens deze rondes bekijken we de dieren – zo mogelijk - op individueel niveau. Als er dieren zijn die een wond hebben, kreupel lijken of afwijkend gedrag vertonen, wordt er als dat nodig is contact opgenomen met de dierenarts. Er zijn altijd individuen met een hogere of lagere BCS. Oude koeien en jonge dieren zijn vaak de magerste dieren. Dit betekent niet dat deze dieren de winter niet door kunnen komen. Als het nodig is, bij strenge winterse omstandigheden of teruglopende condities, gaat de frequentie van de controles omhoog.