Nieuws
De droogte van de afgelopen zomer slaat hard toe in de natuur. Ook in gebieden waarin de laatste jaren juist is geïnvesteerd om ze nat te houden, is weinig water te vinden. Zoals in het hoogveengebied de Deurnsche Peel. “Eigenlijk is het om te huilen dat we zo moeten zoeken naar veenmossen, zo tussen al het gras”, vindt boswachter Lieke Verhoeven. “Maar ze zijn nog te vinden. Zonder onze natuurherstelmaatregelen was het er nu waarschijnlijk nog slechter aan toe.” Het natter maken van natuurgebieden helpt niet alleen tegen droogte. Het kan ook zorgen voor meer CO2-opslag en het kan de negatieve effecten van een stikstofoverschot verminderen.
Het jaar 2022 behoort tot nu toe tot een van de droogste jaren sinds we dat meten. Overal waar je kijkt zijn de gevolgen van droogte in de natuur zichtbaar; van verdorde vegetatie, kale uitgedroogde bodems met krimpscheuren en bomen die al in de zomer hun bladeren laten vallen. De gevolgen voor dieren zijn op het eerste gezicht slechter zichtbaar, maar zijn niet moeilijk voor te stellen. Eén droog jaar kan de natuur best hebben, dan zijn er wel enkele nattere jaren nodig om te herstellen. Nu de droge jaren elkaar opvolgen – van de afgelopen vier jaar was alleen 2021 niet droog – wordt het probleem structureel. Bovendien versterken droogte en een teveel aan stikstof elkaar. Door droogte groeien planten minder, waardoor ze minder stikstof uit de grond opnemen. De stikstofconcentratie en de verzuring in de bodem wordt bovendien hoger door afbraak van het indrogende veen. Tenslotte loopt ook de conditie van de planten en dieren door droogte terug, waardoor de overmaat aan ammoniak (stikstof) extra hard aankomt.
Duizenden jaren lang was het hier zo’n moerassig veengebied. Juist omdat het deels onder water stond, kon er nauwelijks zuurstof bij de dode plantenresten. Hierdoor werd het niet verteerd, werd de sponswerking optimaal en ontstond hoogveen. “Op sommige plekken was het veen hier wel negen meter hoog”, vertelt Lieke. Tot laat in de vorige eeuw hebben turfstekers – net als bij alle andere veengebieden – het veen afgegraven. Jarenlang gebruikten de Nederlanders dit om zich mee te verwarmen. De laatste periode werd het vooral gebruikt voor strooisel voor in stallen en potgrond. “Het turfsteken is hier tot in de zestiger jaren doorgegaan.” Maar ook nadat het afgraven van veen was gestopt, bleef het verdwijnen. De waterhuishouding is vanaf de wederopbouwjaren in Nederland zo ingericht dat al het water zo snel mogelijk wordt afgevoerd. Dat was nodig voor gebruik in de turfindustrie maar ook voor de landbouw. Als veen droog komt te liggen, kan zuurstof alsnog zijn gang gaan, waarna het oxideert, de opgeslagen CO2 vrijkomt en het geleidelijk in rook opgaat.
In De Peel is Staatsbosbeheer samen met waterschappen Limburg en Aa en jaren geleden al begonnen met maatregelen om het water vast te houden. “Dit gebied is volledig afhankelijk van regenwater”, vertelt Lieke. “En op jaarbasis valt er in principe genoeg. Het enige wat we hoeven te doen, is ervoor zorgen dat het niet wordt afgevoerd en het waterpeil stabiel en hoog blijft. Maar dat klinkt gemakkelijker dan het is. Veel van de sloten en watergangen hebben we gedempt of ondieper gemaakt. Daarmee voorkom je al een deel van de afvoer. Maar ook via het grondwater verdwijnt er veel. Want doordat het waterpeil in de omliggende gebieden veel lager is, stroomt het hier ook ondergronds weg. Daarom hebben we de Deurnsche Peel ingedeeld in percelen van verschillende hoogten en daar kades omheen aangelegd, dat noemen we ook wel compartimenten. Met de kades proberen we te bereiken dat ieder perceel z’n eigen water kan vasthouden. Bij teveel water kan het overstromen naar de lager gelegen delen, waar het uiteindelijk in een groter bassin wordt opgevangen en bewaard voor drogere tijden. Bovendien zorgt die buffer op het laagst gelegen deel voor tegendruk in het grondwater, waardoor dat niet wegstroomt naar lager gelegen delen.” Helaas staan de omliggende buffer-gebieden helemaal droog.
Het buffergebied is onderdeel van project Leegveld van het waterschap en dat project is nog niet afgerond. Door om het natuurgebied gelegen grond aan te kopen, is het de bedoeling om meer buffers te creëren.
Als het lukt de hydrologische omstandigheden te verbeteren, is het gemakkelijker om het hoogveen-ecosysteem te helpen. “Nu halen we op sommige plekken de varens en pijpenstrootjes weg, door te maaien bijvoorbeeld of te plaggen.” Ze wijst op enkele heideplanten. “Die zouden hier geen kans krijgen, als we dat niet doen. Ook halen we op enkele plekken bomen weg. Bomen verdampen heel veel vocht en dragen op die manier bij aan de droogte. Zonder bomen blijft het vocht beter in de grond.” Als het eenmaal natter is, doet de natuur zijn werk verder. Dan verdrinken bomen en andere vegetatie op die plekken en houdt het ecosysteem zichzelf in stand.”
Lieke merkt het op dat het soms wel een lastig verhaal is. “Sommigen zijn het er niet mee eens dat we bomen weghalen of zijn bang dat we het hier in een groot moeras willen veranderen. Dat laatste is zeker niet het geval, maar we willen er wel een veel gevarieerder gebied van maken waar ook plek is voor het hoogveen-ecosysteem. En daarvoor is het soms helaas nodig bomen weg te halen. Juist vanwege de terugkerende droge jaren hebben we het in Nederland nodig dat we, daar wat dat kan, veel meer water gaan vasthouden. En dat kan niet overal. Dus daarvoor moet je juist de gebieden gebruiken die dat wel kunnen, die dat eeuwenlang gedaan hebben.”
Het is niet realistisch te verwachten dat we dit in enkele jaren kunnen herstellen
De maatregelen die de afgelopen jaren genomen zijn, helpen zeker. Maar ze hebben er nog niet toe geleid dat het hier ook in hartje zomer kleddernat is: daarvoor stroomt nog te veel van het winterse wateroverschot weg. “Het is wisselend succesvol. Begin september woedde er nog een brand in de Mariapeel, hier net over de grens. En twee jaar geleden hebben we hier in de Deurnsche Peel die ontzettend grote brand gehad. Dat was een ramp. Maar de branden laten ook goed zien dat de vochtige stukken de brand beter doorstaan en minder zwaar aangetast worden. Daar zijn we blij mee.”
In de Deurnsche Peel zien we twee jaar na die grote brand dat het dieper in het gebied steeds natter wordt. Een mooi succes is ook de eerste geslaagde broedpoging van kraanvogels afgelopen zomer, net over de provinciegrens in de Mariapeel. De kraanvogel komt hier al zolang als men zich kan heugen voor als trekvogel, maar nog nooit eerder kwam het tot een broedsucces.” Maar de droogte van de laatste jaren, werkt het natter maken van dit gebied behoorlijk tegen. Aan de andere kant mogen we misschien ook niet verwachten dat het sneller gaat. De natuur heeft er duizenden jaren over gedaan om dit gebied te vormen. Mensen hebben dit in honderd jaar tijd afgebroken. Dan is het niet realistisch te verwachten dat we dat in enkele jaren kunnen herstellen”, besluit Lieke.