Verondieping
In ons land zijn er minstens 500 diepe plassen, meestal ontstaan door de winning van zand, grond of klei. Deze grondstoffen worden onder meer gebruikt voor de bouw van woningen en de aanleg van wegen. De plassen zijn soms tot wel 40 meter diep en hebben vaak steile oevers en taluds. Hierdoor zijn planten- en dierenleven en recreatieve mogelijkheden beperkt.
Diversiteit
Om deze situatie te verbeteren, kunnen de plassen worden ‘verondiept’. Dat betekent dat de plas meer variatie in diepte krijgt door inbrengen van zand of baggerspecie. De steile oevers worden flauwer gemaakt en er komt een geleidelijke overgang naar de diepere delen. Zo krijgt zonlicht de kans om in ondiepere delen door te dringen tot de bodem. Meer randlengte zorgt voor meer overgangen. Hierdoor krijgen de diversiteit en beleving van flora en fauna in de plas een impuls. Ook worden de recreatiemogelijkheden veiliger en meer divers.
Ecologische waarde
In het rivierengebied worden op steeds nieuwe plekken diepe plassen gemaakt voor de winning van zand, grind en klei. Waardevolle riviernatuur verdwijnt daarmee. Staatsbosbeheer wil dit verlies compenseren met passende inrichtingsmaatregelen, die een positieve impuls opleveren voor flora en fauna.
Daarbij houden we delen van plassen op diepte, want ook dat heeft een ecologische waarde, bijvoorbeeld voor de snoekbaars. Verder kunnen diepere delen een belangrijke rol spelen bij het reinigend vermogen en de watertemperatuur in een plas. Herinrichting van diepe plassen vindt vooral plaats bij gebieds- en natuurontwikkeling.