Staatsbosbeheer en houtoogst
De geschiedenis van Staatsbosbeheer is nauw verbonden met ‘houtoogst’. In 1899 is Staatsbosbeheer opgericht om onder meer productiebossen aan te leggen. Er was veel vraag naar hout, bijvoorbeeld voor de mijnbouw. Zo’n 30 jaar later werden landschapsinrichting en natuurbescherming als taken toegevoegd. En met de toename van welvaart en vrije tijd, na de Tweede Wereldoorlog, kwam daar de opdracht bij om de natuurgebieden te beheren voor recreatie.
Nog steeds zijn dit de 3 pijlers van Staatsbosbeheer: Beschermen, beleven en benutten – in die volgorde.
Houtoogst vroeger
Vroeger ging houtoogst handmatig met paard en wagen, en had ieder dorp wel een zagerij en timmerman. Bomen kappen was een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijkse leven en veel mensen waren erbij betrokken. De relatie tussen houtproducten en de herkomst uit de nabije omgeving was heel direct.
Houtoogst nu
Tegenwoordig gebruiken we vaker machines, zijn er minder mensen bij betrokken, en gaat het hout naar grote afnemers. De directe relatie met houtkap is minder zichtbaar. Vandaar dat houtkap tegenwoordig meer maatschappelijke beroering brengt.
Vaak wordt gesuggereerd dat Staatsbosbeheer sinds de verzelfstandiging meer inkomsten wil genereren met houtkap. Niets is echter minder waar. We oogsten al decennia gemiddeld 300.000 m3 per jaar, dat is minder dan er jaarlijks aangroeit. En dat doen we bovendien volgens de strengste internationale norm voor duurzaam bosbeheer: FSC.
Meer bos
Bovendien hebben we in ons ondernemingsplan vastgelegd dat we juist meer bos willen aanplanten als bijdrage aan de landelijke opgaven op het gebied van biodiversiteit en klimaatadaptatie.
